Het wetsvoorstel dat door het ministerie van EZK is opgesteld, voorziet in een aangepast ordeningskader dat tevens (i) de energietransitie ondersteunt en stimuleert en (ii) bedraagt aan een schone energievoorziening. De afspraken die in het klimaatakkoord zijn vastgelegd als ook de richtlijn die ziet op de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (elektriciteitsrichtlijn van 2019 die in december 2020 geïmplementeerd zou moeten zijn) zijn hierin onder meer meegenomen.
Energiegemeenschappen: Handelingsperspectief voor ondernemingen en burgers onder de nieuwe Energiewet
In lijn met de elektriciteitsrichtlijn wordt in dit wetsvoorstel de positie van de eindafnemer (denk vooral aan de huishoudelijke eindafnemer) versterkt, onder meer doordat de eindafnemer leveringsovereenkomsten met meerdere leveranciers kan afsluiten of ervoor kan kiezen een leveringsovereenkomst en een aggregatieovereenkomst met verschillende marktpartijen af te sluiten. Daarnaast is in dit wetsvoorstel het gezamenlijk deelnemen aan de (elektriciteits)markt door middel van een energiegemeenschap expliciet opgenomen.
Energiegemeenschap
In een bijeenkomst van de energietafel op 12 februari zijn we nader ingegaan op de energiegemeenschap.
In het kort zijn hierbij aan de orde gekomen dat:
- een energiegemeenschap zoals het wetsvoorstel die als actor beschrijft, feitelijk al onder de huidige wetgeving bestaat (denk bijvoorbeeld aan de energiecoöperatie), maar nu wordt expliciet aangeven welke doelen zo’n gemeenschap dan na dient te streven en wie hiervan lid of aandeelhouder mogen zijn, wil er sprake zijn van een energiegemeenschap;
- een energiegemeenschap alle activiteiten kan ontplooien die ook de actieve eindafnemer onder het wetsvoorstel kan ontplooien (denk hierbij aan het produceren, leveren, aggregeren en invoeden van elektriciteit);
- in het wetsvoorstel de activiteit ‘distributie’ niet aan de energiegemeenschap als ‘activiteit’ wordt toebedeeld, alhoewel de elektriciteitsrichtlijn die ruimte wel biedt;
leden of aandeelhouders van een energiegemeenschap die ofwel huishoudelijke eindafnemers dan wel een micro-onderneming zijn nog altijd een leveringsovereenkomst met een marktpartij moeten sluiten die beschikt over een leveringsvergunning; - ondernemingen (micro, klein, middelgroot en groot) kunnen meedoen in een energiegemeenschappen door (i) als ondernemingen een energiegemeenschap op te richten, (ii) als onderneming(en) met burgers een energiegemeenschap op te richten waarbij de onderneming(en) tevens lid/aandeelhouder is/zijn van deze gemeenschap, of (iii) als onderneming(en) met burgers een energiegemeenschap op te richten waarbij deze onderneming(en) geen lid/aandeelhouder is/zijn.
Vragen die werden opgeworpen waren onder meer:
- Wat is het nut van de opname van het begrip energiegemeenschappen in het wetsvoorstel? Een aantal activiteiten (produceren, invoeden, leveren (met vergunning) kunnen namelijk nu ook al door een energiegemeenschap (meestal coöperatie) worden ontplooit.
- Dient de energiegemeenschap een meer bijzondere positie te krijgen (waar scherpere keuzes voor nodig zijn), om daadwerkelijk een verschil te gaan maken en bij te dragen aan het streven van 50% lokaal eigendom zoals dat in het klimaatakkoord is opgenomen? Bijvoorbeeld door hen vrij te stellen van de plicht om een leveringsvergunning te hebben als ze aan leden/aandeelhouders gaan leveren die huishoudelijke eindafnemers dan wel een micro-onderneming zijn.
Over deze laatste 2 vragen kan je verschillend denken. Dit blijkt onder meer uit de reacties die tijdens de internetconsultatie zijn gegeven. Onze visie is dat het expliciet opnemen van het begrip energiegemeenschap (mede in het kader van het omzetten van de elektriciteitsrichtlijn in nationale wetgeving) een stap in de goede richting is.
Naast het feit dat de eindafnemer onder het wetsvoorstel meer in staat wordt gesteld om actief in de energiemarkt te worden, kan een nadere uitwerking van het begrip energiegemeenschap (waarbij kortweg sprake is van een bundeling van actieve eindafnemers) van extra van waarde zijn voor het openbreken van de energiebranche waardoor nieuwe duurzaamheidsinitiatieven mogelijk meer ruimte krijgen en daarmee de energietransitie wordt versneld.
Het sluit daarnaast ook aan op wat door velen als zeer belangrijk wordt gezien voor het slagen de energietransitie in Nederland, namelijk samenwerking, waarbij veel meer wordt gekeken naar het overstijgende gemeenschappelijke belang dan het belang van de individuele speler in de energiebranche.
Tot slot kan een toename van het aantal energiegemeenschappen eindafnemers die tot dan toe nog niet actief waren wellicht aanzetten tot het daadwerkelijk actief worden in de energiemarkt.
Wel zouden ondergetekenden graag zien dat in een aangepast wetsvoorstel wordt afgezien van het vereiste van een leveringsvergunning voor de levering van elektriciteit op het primaire allocatiepunt daar waar huishoudelijke eindafnemers of micro-ondernemingen er bewust voor kiezen om lid of aandeelhouder te worden van een energiegemeenschap. Zodoende wordt de elektriciteitsmarkt daadwerkelijk opengegooid voor een groep eindafnemers die zich hebben willen bundelen in een energiegemeenschap. Dit lijkt ook meer te stroken met wat de elektriciteitsrichtlijn voorstaat.
Voor de jurist is nu van belang om zich af te vragen wat hij of zij binnen de eigen organisatie over de energiegemeenschap kan meenemen om de energietransitie te versnellen, waarbij in onze optiek de jurist vooral het gemeenschappelijke belang voor ogen zou moeten houden. Hopelijk biedt de powerpoint presentatie van 12 februari als ook de hiervoor opgestelde mindmap van een energiegemeenschap die je HIER als bijlagen aantreft hierbij houvast.
Mocht je vragen of suggesties hebben naar aanleiding van het doornemen van deze documenten dan kun je met Jan Albert Timmerman (